Mystery guest

“Pap en mam in het hemelbed!” roept een van de kinderen lachend. “Daar zijn we nooit te oud voor, hoor” zegt een stralende oma tegen haar man van 85 jaar.

Wat een mooi stel. Al bij aankomst voelde ik dat dit wel eens een heel bijzonder weekend zou kunnen worden. Ze komen uit Wageningen, bijna om de hoek. Ze zijn allebei in deze maand jarig en ook nog eens zestig jaar getrouwd. Dat was een feestje waard. In ver reizen hadden ze geen zin, dus het werd mijn B&B. Met alle kinderen en kleinkinderen mooie herinneringen maken, dat is de bedoeling. De hele familie straalt een soort van geluk uit, dat bijna niet echt is. Het lijkt allemaal wel té mooi. Zo’n tevredenheid, zo blij zijn met de kleine dingen van het leven.

“Ik neem aan dat er nog één iemand komt?” vraag ik, terwijl ik aan de rest hun kamers laat zien. Er was geboekt voor zes volwassenen en vier kinderen. Ik tel nu vijf volwassenen: opa en oma en twee dochters, één met aanhang. “Nee,” zegt een van de dochters. “de ontbrekende is mijn broer, Johannes. Hij komt niet, maar is er wel bij.” Ik kijk haar vragend aan. “Hij heeft zelfmoord gepleegd. Hij was als een eeuwig student, die nooit heeft gevonden wat hij zocht.” Ik weet even niet wat ik moet zeggen. Hoe kan dit? Je broer, je zoon … zelfmoord gepleegd en dan toch zo’n blijdschap en tevredenheid binnen dit gezin. Dan moet je toch in zak en as zitten, dan moet het toch voelen alsof ook je eigen leven voorbij is?

Als ik de volgende ochtend het ontbijt breng, zit iedereen al aan tafel. Opa en oma zitten naast elkaar. Aan dezelfde kant van de tafel zit de oudste dochter met haar twee kinderen. Tussen hen in staat een lege stoel. Althans voor mij, niet voor hen. Johannes is er ‘gewoon’ nog bij. Weer ‘overvalt’ me de vrolijkheid en rust die dit gezin uitstraalt. De rest van de dag blijft er een emotie in mij zitten, die ik tot nu toe niet bij mezelf had ontdekt. Het voelt niet verdrietig, niet blij, niet gespannen, maar ook niet ontspannen, niet boos, niet opgelucht. Het heeft gewoon geen naam.

Als ik die avond Storm wil uitlaten, zie ik ze lopen. Opa en oma, hand in hand. Als vanzelf blijf ik staan kijken. Ze zien mij niet. Ik tel mee: zeven rondjes lopen ze rond het gebouw. Ongemerkt is het al gaan schemeren en ik zie een verliefd stel in het opkomende maanlicht. Hoe is het mogelijk … na zestig jaar huwelijk en je zoon verliezen nog zoveel liefde voor elkaar hebben en geluk kunnen voelen. Dan voel ik me ineens ‘betrapt’. Voordat ze naar binnengaan ziet oma me staan en steekt haar hand naar me op. En zonder dat ik het haar hardop hoor zeggen, weet ik het: “Het is goed zo”.