Siem

Daar sta je dan … op de snelweg richting Schiphol en tien auto’s voor je wordt de hele weg afgezet. Het is nog donker en veel meer dan heel veel blauwe zwaailichten zien we niet.

Naast me zit mijn dochter, achterin mijn andere samen met de aanhang van beiden. We zijn om twee uur vannacht opgestaan om op tijd op het vliegveld te zijn. Voor het eerst zullen we samen op vakantie, vliegen naar Sardinië. De werkenden onder ons hebben er speciaal vrij voor genomen en we hebben er allemaal vreselijk veel zin in. Tot nu. Wat gebeurt er toch allemaal? Op de radio horen we iets over een stroomstoring, maar verder is er niet veel duidelijk. We staan al best lang in de file en nu de weg wordt afgezet, kunnen we het hoogstwaarschijnlijk wel schudden. Maar ja, als er mensen blijkbaar zo gek zijn om over de snelweg te gaan lopen om hun vlucht nog te kunnen halen, dan is dit vermoedelijk de enige oplossing om ernstige ongelukken te voorkomen.

Wanneer we uiteindelijk – natuurlijk te laat – bij de balie aankomen, staat de baliemedewerker ons onnozel aan te kijken, wanneer ik zeg dat ze wel zal begrijpen waarom we zo laat zijn. Ze weet van niets. Dat ze door haar werk niet in staat is het nieuws te volgen, begrijp ik, maar dat ze niet is ingelicht door een manager, chef, baas of iemand die daar op lijkt, daar snap ik helemaal niets van.

We krijgen als alternatief aangeboden om alsnog de dag erop te vliegen. Of ik dan vijfhonderd euro per ticket wil bijleggen. We gaan bij een kiosk even rustig wat drinken en eten en ik laat mijn gedachten er over gaan: 2.500 euro extra … en het is nog maar de vraag wat ik vergoed krijg. Nee, we doen het niet. Dan maar terug naar huis. En straks even kijken of we ergens in Nederland voor een paar dagen nog een vakantiehuisje kunnen boeken. Dan gaan we daar maar sardientjes eten.

Onderweg naar huis, denk ik plotseling aan Siem. Hoe zijn vrouw mijn kinderen altijd verraste met een leuk cadeautje, elke keer weer als hij met haar kwam logeren. Voor de kinderen was het dan groot feest, ze keken er echt naar uit. Niet alleen om het cadeautje, nee, zeker niet, gewoon om Siem, omdat het een leuke man was. Siem was vroeger piloot geweest bij de KLM. Het was een bijzondere man. Charismatisch en nog steeds een aantrekkelijke man, ook toen hij al met pensioen was en zonder uniform door het leven ging. Als ik ze wegbracht naar het restaurant aan de Waal, dan zat hij steevast voorin en hield de hele weg zijn hand op mijn knie. Zijn vrouw en hij hadden het goed. Ze maakten veel uitstapjes en deden het hele jaar door korte vakanties, zoals bij mij. Tot ik vorig jaar een rouwkaart ontving. Siem was helaas overleden. ‘Plotseling uit ons midden weggerukt’ stond er bij. Ik was er best ontdaan van. Wat zouden we hem missen. Later hoorde ik van een kennis, dat Siem samen met zijn vrouw uit eten was geweest. Dat deden ze overigens veel. Ze aten meer buiten de deur dan in huis en genoten daar volop van. Tot die laatste keer, toen Siem stikte in een stukje vlees.

“We leven allemaal nog, er is niemand ziek…, we hebben alleen een vlucht gemist, dat is alles” zei ik, toen ik een aantal teleurgestelde gezichten in mijn achteruitkijkspiegel zag.