Verdriet

“Ogenblikje!” roep ik, als ik het portier van mijn auto openzwaai. Ik kom net thuis met de boodschappen en als ik die niet eerst in de koeling doe, hebben deze gasten morgenochtend geen lekker vers ontbijt. Storm staat me bij de poort al op te wachten. Sommige honden kun je wel wat kunstjes leren, maar mijn lieve Labrador is het nog nooit gelukt een tas vol lekkers naar binnen te dragen. De inhoud ervan vervolgens opeten is overigens geen enkel probleem.

Je bent gewoon op tijd of hoogstens een kwartiertje eerder als je een afspraak hebt. Zo ben ik opgevoed, maar dat geldt blijkbaar niet voor iedereen. Dit echtpaar is maar liefst een uur te vroeg. Hoe vervelend ik het ook vind ze te moeten laten wachten, hierop kan ik mijn planning niet afstemmen. Ik loop door naar achteren om de kaas, melk, yoghurt en het verse fruit op te bergen. De boodschappen die niet in de koeling hoeven laat ik in de tas staan. Dat is een zorg voor later.

“Sorry dat ik u even moest laten wachten” zeg ik tegen de man en vrouw, die toch wat geërgerd naast hun auto op en neer lopen. “Loopt u maar mee, dan breng ik u naar uw kamer.” De wat kleine gezette man en zijn geliefde, die bijna een half hoofd groter is, lopen zwijgend achter me aan. Ik vraag me af of ze eigenlijk wel zin hebben in deze vakantie. Ik ga ze voor naar ‘Vuur’, de meest kleurrijke kamer. Ik hoop dat de naam en de inrichting het vlammetje in hen weer een beetje zal aanwakkeren. Onderweg breng ik het gesprek op gang door ze te vragen naar hun reis. En naar aanleiding van een opmerking van één van hen, vraag ik de vrouw hoe oud haar kinderen zijn.

Nog voordat ik de drempel over ben en hen de kamer en aangrenzende badkamer wil laten zien, zegt ze: “Mijn dochter is dood!”

Ik kijk de vrouw aan en mijn van nature vlotte tred vertraagt als vanzelf.

“Twee jaar geleden is ze overleden aan de griep, 45 jaar was ze nog maar. Mijn hart bloedt.”

“Dat hoort niet, hè? Je kind overleven.” zeg ik, terwijl mijn moederhart begint te bonken. Je kind verliezen …

“Nee, maar wat moet ik dan? Ik doe maar door, al heeft het allemaal geen zin meer.” De schouders van de vrouw hangen nu nog meer voorover, dan ze al deden. Haar man kijkt bijna uitdrukkingsloos de kamer rond.

“Hier is uw badkamer” ga ik ‘gewoon’ verder en doe de deur voor hen open.

“Mooi, ziet er mooi uit.”

Nadat ik ze een fijn verblijf heb gewenst en terug ben gelopen naar mijn eigen stulpje, komt mijn jongste dochter aangereden op haar scooter. Haar laatste lesuur is uitgevallen. Ze heeft haar helm nog op als ik mijn beide armen om haar heen sla en haar een knuffel geef, die ze zich nog lang zal herinneren.

“Nou mam, zo is het wel genoeg!”