Esther

“Dit is mijn laatste wens. Nog een keertje met mijn moeder en zus een weekendje weg. Ook om mijn partner te ontlasten. Het is zo zwaar voor hem. We gaan niets ondernemen. Gewoon tijd met elkaar doorbrengen in een mooie omgeving.”

Ik kijk de vrouw aan. Ze hoeft me niet uit te leggen dat ze in de laatste fase van haar leven zit. De veelkleurige sjaal die ze mooi op haar hoofd heeft gebonden haalt haar niet meer op. Ze is mager, bleek en de grauwe kleur onder haar ogen verraadt vermoeidheid en langdurige pijn.

De wensstichting heeft dit voor haar geregeld. Wat een prachtig initiatief is dat toch. Ongeneeslijk zieke mensen één van hun laatste wensen helpen vervullen. Deze vakantie is hen aangeboden. Ze slapen met z’n drieën in ‘Lucht’, de kamer met het prachtige hemelbed.

Kanker … een ziekte, die niet alleen de patiënt treft, maar zeker ook de partner, eventuele kinderen en de rest van de familie en vrienden. Ze is nog net geen 35 jaar. Dat gaat je toch door merg en been, dat iemand al zo jong het leven moet laten. Nee, niet aan denken, maar doen wat ik nog kan doen. Ervoor zorgen dat het haar dit weekeinde aan niets ontbreekt. Dat probeer ik natuurlijk voor al mijn gasten te doen, maar voor deze zet ik dan nog net even een stapje extra.

De volgende ochtend serveer ik het ontbijt. Extra feestelijk opgemaakt. Ja, we maken er een feestje van, want dat is uiteindelijk de wens. Het leven, hoe kort dat ook nog maar voor haar mag zijn, wil ze vieren, samen met twee mensen die haar zo lief zijn.

“Ik heb borstkanker” vertelt ze me, als ik later de boel weer kom opruimen. Ze ligt even op de bank. Mam en zus zitten buiten in het zonnetje. “Hoewel er veel vrouwen tegenwoordig van kunnen genezen, heb ik helaas pech.” Ze zegt het alsof ze het over een griepje heeft. “Toen ik het hoorde, heb ik me voorgenomen volop te genieten van de tijd, die me nog gegeven is. Ik heb mijn ziekte geaccepteerd en ook het feit dat ik op relatief korte termijn zal doodgaan. Zo verspil ik geen energie aan zaken die toch niet te veranderen zijn en kan ik die volop gebruiken voor leuke dingen.” Ik vraag me af hoe ze dat kan, nog zo genieten, terwijl ze nauwelijks zelf nog overeind kan komen. “Echt geweldig!” denk ik als ik de vaatwasser sta in te pakken. Dat je op die manier met zo’n boodschap kunt omgaan. “Super knap van je, Esther!”

Als ik dan denk aan de vrouw die hier een maand geleden kwam, heb ik plotseling zo’n medelijden met haar en met haar gezin. Ook zij heeft kanker en via eenzelfde soort stichting was ook haar een vakantie aangeboden. Ze kwam met haar man en dochter. Maar genieten? Nee, dat kon ze niet. Alles was te veel, niets was goed genoeg. Ja, medelijden heb ik met haar en met haar gezinsleden. Als je op die manier de laatste dagen hier op aarde moet doorbrengen. Verschrikkelijk voor haar, maar zeker ook voor haar omgeving. Ze berustte niet in haar ziek zijn. Het lijkt me vreselijk wanneer je dat niet kunt. Ik heb uiteraard gemakkelijk praten, ik ben gezond, maar ik gun het iedereen die ongeneeslijk ziek wordt om er zo mee om te kunnen gaan als Esther. Maak nog mooie herinneringen samen, zeker voor de mensen om je heen. Zij blijven achter als jij er niet meer bent. Zij zijn het, die zonder jou verder moeten. Hoe mooi is het dan dat ze met veel liefde en warmte kunnen terugkijken op die laatste periode. Zich niet hoeven te herinneren dat je tijdens de laatste vakantie alleen negatieve aandacht had voor de kleur van het beddengoed en het eitje dat net niet hard genoeg gekookt was.