Harde werkers

In de vijftien jaar dat ik nu mijn B&B run, heb ik ook een aantal vaste gasten. Nee, geen gasten, die hun vakantie elk jaar weer bij mij doorbrengen (alhoewel die er ook zijn), maar harde werkers. Mensen, die een deel van de week hun hele gezin achterlaten om voor een boterham te zorgen. En dat niet tijdelijk voor een paar maanden, maar soms zelfs al voor jaren. Wat lijkt me dat moeilijk. Elke avond alleen op je kamer, terwijl je partner ergens verderop in het land je kinderen naar bed brengt. Ik moet er niet aan denken mijn kinderen, mijn honden, gewoon mijn hele thuis, elke week zo lang te moeten missen. Maar hebben deze mensen eigenlijk wel een keus? Ik denk het niet. Veel van hen wonen in Groningen, het land van de gaswinning. Ze hebben daar veelal een heel bestaan opgebouwd. Een eigen huis, familie, vrienden, hun complete sociale leven ligt er. Natuurlijk zou je dat elders weer op kunnen bouwen, maar zie maar eens dat je je huis verkocht krijgt wanneer dat in een aardbevingsgebied staat. Wie wil daar wonen? En het bovendien in een deel van het land staat waar de banen niet voor het oprapen liggen. Tja, dan moet je er misschien wel voor kiezen alles te laten zoals het is en maar elders gaan werken. 

Over harde werkers gesproken. Zonder al mijn helpers door de jaren heen had ik nooit gestaan waar ik nu ben. “Jij doet niks zelf” zei een vriendin onlangs tegen mij. Ik schoot er door in de lach. “Nou” zei ik tegen haar, “ik doe alleen die dingen waar ik zelf goed in ben; het andere kunnen andere mensen veel beter.” Ik kan goed met gasten omgaan en ben een ster in het verzorgen van een heerlijk ontbijt, maar waar zou ik zijn zonder mijn ‘mannetjes en vrouwtjes’? De timmerman, die altijd overal een oplossing voor heeft; mijn vaste loodgieter; de kitter, die voor mij altijd wel een gaatje in zijn agenda kan vinden. En de hovenier, die mijn tuin (en die is niet klein) altijd weer strak weet te maken. Maar ook de mensen, die mij helpen schoonmaken, elke dag opnieuw. Stuk voor stuk vakmensen. Mensen, die voor mij goud waard zijn. Zo kan ik mijn aandacht volop richten op mijn gasten. En dat is waar ik zo van geniet. Als ik dan iemand in de tuin in de zon zie zitten met een kopje koffie, dan roep ik “Ben je gelukkig?” Als ik dan een opgestoken duimpje terug krijg, dan weet ik dat ze ‘thuis’ zijn in mijn B&B.

Verwennerij

“Welkom” roep ik naar het echtpaar van middelbare leeftijd. De vrouw staat me met grote ogen en open mond aan te kijken. Haar man uitdrukkingsloos schuin achter haar. “We hadden veel verwacht, maar dit niet” zegt Ina tegen me, terwijl ik haar een hand geef. “Hoezo?” vraag ik verbaasd.

“Al die vuurpotten langs het pad en dan al die kaarsjes overal aan. Zoiets romantisch heb ik nog nooit gezien. En dat voor een sauna-arrangement!”

Zal ik haar in de waan laten, of zal ik hen toch maar vertellen dat ik zo meteen een bruidspaar verwacht? Ik besluit tot het laatste: eerlijkheid duurt immers het langst. De vrouw moet zo vreselijk lachen, dat haar man niet anders kan dan hetzelfde te doen. Zonder geluid, slechts met een glimlach.

“Hebben jullie een fijne dag gehad?” Ik zie aan hun rozige wangen en lome uitdrukking dat ze in ieder geval lekker ontspannen zijn.

“Zeker!” zegt Ina. “Het was geweldig in de Lingetuin. Lekker gebubbeld. Dit hadden we echt even nodig samen.”

Ik zie dat Henk, haar man, enthousiasme niet van nature heeft meegekregen. Hij staat er bij alsof hij het allemaal wel best vindt. Hij is waarschijnlijk meegetroond door zijn vrouw, maar als ze thuis waren gebleven had hij zich ook prima vermaakt. Erg spraakzaam is hij niet. Of zou hij gewoon niet aan het woord komen met zo’n gezellige kwebbelkont als Ina?

Als we richting de kamer lopen, praat Ina er vrolijk op los. “Ja, ik vond het tijd om na twintig jaar weer eens iets samen te doen, zonder de kinderen. Voor Henk hoeft het allemaal niet zo, maar daar trek ik me toch niets van aan.” Ze kijkt achterom naar hem en trekt haar wenkbrauw speels op. Nee, Henk heeft niet veel te vertellen, zoveel is nu wel duidelijk.

Sinds ik begonnen ben met het sauna-arrangement heb ik al veel bijzondere ‘combinaties’ te logeren gehad. Moeder en dochter. Man en vrouw, en dan vaak zoals Ina en Henk, stellen die na tig jaar wat op elkaar zijn uitgekeken en hun relatie weer nieuw leven in willen blazen. Maar ook vriendinnen en zelfs een vader met zijn zoon. Hoe leuk is dat?

Na de sauna gaan ze eten bij De Altena, aan de Waal; dat zit bij het arrangement in.

“We hebben trouwens zalig gegeten” vertelt Ina op de trap “en ook de wijn was overheerlijk, niet Henk?” Ik kijk hem aan en wat kan hij anders doen dan knikken. Er tegenin gaan is geen optie.

Ik zie ze al zitten samen, daar aan de Waal. Het was mooi weer vanavond, dus het is ongetwijfeld het terras geworden. Henk zwijgend en etend, en Ina, tussen een paar happen door, verslag doend aan Henk over alle schepen die aan hen voorbij voeren.

Ik ga ze voor naar de kamer ‘Lucht’. Zullen ze direct in slaap vallen of zou alle romantiek van vandaag een passievolle nacht tot gevolg kunnen hebben? Ik hoop voor hen het laatste. Zo eentje waar ze weer een tijdje samen mee vooruit kunnen.

Als ik de volgende ochtend de broodjes kom brengen, zie ik dat Henk voor Ina vast een kopje koffie inschenkt. Hij staat over haar heen gebogen met een arm om haar heen en streelt zachtjes haar schouder. Terwijl ik hen ‘goedemorgen’ wens zie ik de glinstering in beider ogen. Eén ding is zeker: zij halen hun robijnen huwelijk wel.

Spelletjesavond

Met een glimlach sta ik in mijn keuken. Wat een gegiechel en gekakel. Ik heb zojuist een groep van tien vriendinnen van rond de twintig jaar hun kamers gewezen. Ze blijven het hele weekeinde. Dat zal me een feest worden.

Ik geef ze even de tijd om zich te installeren en loop daarna achterom om te informeren of alles naar wens is. Ik schiet snel mijn vest aan. Het is een frisse najaarsavond. Helaas is het weer niet meer geschikt om de avonden buiten door te brengen. Eén van de meiden staat onder de kastanjeboom een sigaretje te roken.

“Gaan jullie nog iets leuks doen vanavond?”

Het meisje kijkt me wat blozend aan. “Euhh, het is wel een beetje gênant.”

“Hoezo?” vraag ik. “Nou vooruit, zeg het maar.”

“Iris had het plan opgevat om een dildo-avond te organiseren, dus dat wordt het.”

“Daar is toch niks mis mee? Heb maar veel plezier!”

Al eerder had ik een groep dames te logeren gehad die zichzelf op een dergelijk avondje hadden getrakteerd. Ze hadden me niets verteld, maar toen ik ’s avonds hele harde muziek hoorde en ging kijken wat er toch aan de hand was, zag ik ze met de dildo’s op de rand van de tafel slaan. Gevoel voor ritme hadden ze wel, want het ging precies op de maat van de muziek. Het was geen gezicht, maar wat hadden ze een lol!

Ik loop weer terug naar huis en zie een auto mijn terrein op draaien. Daar zal ze wel zijn, met al haar koopwaar. Tot mijn grote verbazing stapt er een man uit, zo eentje van het type ‘oude viezerik’. Hij haalt allerlei attributen uit zijn auto. Ja hoor, dat kan niet anders, deze persoon komt voor de meiden. Ik vertrouw het niks en loop snel weer terug.

“Hebben jullie met een man afgesproken?“ vraag ik aan Chantal, die nog onder de kastanjeboom staat.

“Iris!” roept ze naar binnen “Je hebt toch een vrouw aan de telefoon gehad, of niet?”

Iris, de grote organisator van het stel, komt erbij en bevestigt dat het een alleraardigste mevrouw was met wie ze de afspraak voor vanavond heeft gemaakt.

“Ik wil me nergens mee bemoeien, maar als jullie nog niet betaald hebben, zou ik dit afkappen. Hier klopt werkelijk niets van. Ik zou me door zo’n engerd geen intieme speeltjes laten verkopen, maar het is natuurlijk aan jullie.”

“Het zou wel anders zijn geweest wanneer het een mooie Chippendale was.” zeg ik er met een knipoog achteraan en loop weer naar huis.

Niet veel later zie ik de engerd het pad weer afrijden. De meiden hebben blijkbaar een wijs besluit genomen.

Die zondag zwaai ik de tien vriendinnen uit. Ze hebben een supergezellig weekend gehad met leuke spelletjesavonden, maar wel zonder dildo’s.

Het echtpaar dat in het andere gebouw gelogeerd heeft, maakt zich ook klaar voor vertrek.

“Excuus dat je getuige bent geweest van de restanten van ons liefdesleven.” zegt de vrouw blozend wanneer ik haar een hand geef.

Eventjes ben ik verbaasd. Wat bedoelt ze? Dan realiseer ik me wat het was waar ik bijna over uitgleed, toen ik hen die ochtend het ontbijt op bed serveerde.

“Als jullie maar genoten hebben.” zeg ik lachend en wens ze een fijne thuisreis.

 

Esther

“Dit is mijn laatste wens. Nog een keertje met mijn moeder en zus een weekendje weg. Ook om mijn partner te ontlasten. Het is zo zwaar voor hem. We gaan niets ondernemen. Gewoon tijd met elkaar doorbrengen in een mooie omgeving.”

Ik kijk de vrouw aan. Ze hoeft me niet uit te leggen dat ze in de laatste fase van haar leven zit. De veelkleurige sjaal die ze mooi op haar hoofd heeft gebonden haalt haar niet meer op. Ze is mager, bleek en de grauwe kleur onder haar ogen verraadt vermoeidheid en langdurige pijn.

De wensstichting heeft dit voor haar geregeld. Wat een prachtig initiatief is dat toch. Ongeneeslijk zieke mensen één van hun laatste wensen helpen vervullen. Deze vakantie is hen aangeboden. Ze slapen met z’n drieën in ‘Lucht’, de kamer met het prachtige hemelbed.

Kanker … een ziekte, die niet alleen de patiënt treft, maar zeker ook de partner, eventuele kinderen en de rest van de familie en vrienden. Ze is nog net geen 35 jaar. Dat gaat je toch door merg en been, dat iemand al zo jong het leven moet laten. Nee, niet aan denken, maar doen wat ik nog kan doen. Ervoor zorgen dat het haar dit weekeinde aan niets ontbreekt. Dat probeer ik natuurlijk voor al mijn gasten te doen, maar voor deze zet ik dan nog net even een stapje extra.

De volgende ochtend serveer ik het ontbijt. Extra feestelijk opgemaakt. Ja, we maken er een feestje van, want dat is uiteindelijk de wens. Het leven, hoe kort dat ook nog maar voor haar mag zijn, wil ze vieren, samen met twee mensen die haar zo lief zijn.

“Ik heb borstkanker” vertelt ze me, als ik later de boel weer kom opruimen. Ze ligt even op de bank. Mam en zus zitten buiten in het zonnetje. “Hoewel er veel vrouwen tegenwoordig van kunnen genezen, heb ik helaas pech.” Ze zegt het alsof ze het over een griepje heeft. “Toen ik het hoorde, heb ik me voorgenomen volop te genieten van de tijd, die me nog gegeven is. Ik heb mijn ziekte geaccepteerd en ook het feit dat ik op relatief korte termijn zal doodgaan. Zo verspil ik geen energie aan zaken die toch niet te veranderen zijn en kan ik die volop gebruiken voor leuke dingen.” Ik vraag me af hoe ze dat kan, nog zo genieten, terwijl ze nauwelijks zelf nog overeind kan komen. “Echt geweldig!” denk ik als ik de vaatwasser sta in te pakken. Dat je op die manier met zo’n boodschap kunt omgaan. “Super knap van je, Esther!”

Als ik dan denk aan de vrouw die hier een maand geleden kwam, heb ik plotseling zo’n medelijden met haar en met haar gezin. Ook zij heeft kanker en via eenzelfde soort stichting was ook haar een vakantie aangeboden. Ze kwam met haar man en dochter. Maar genieten? Nee, dat kon ze niet. Alles was te veel, niets was goed genoeg. Ja, medelijden heb ik met haar en met haar gezinsleden. Als je op die manier de laatste dagen hier op aarde moet doorbrengen. Verschrikkelijk voor haar, maar zeker ook voor haar omgeving. Ze berustte niet in haar ziek zijn. Het lijkt me vreselijk wanneer je dat niet kunt. Ik heb uiteraard gemakkelijk praten, ik ben gezond, maar ik gun het iedereen die ongeneeslijk ziek wordt om er zo mee om te kunnen gaan als Esther. Maak nog mooie herinneringen samen, zeker voor de mensen om je heen. Zij blijven achter als jij er niet meer bent. Zij zijn het, die zonder jou verder moeten. Hoe mooi is het dan dat ze met veel liefde en warmte kunnen terugkijken op die laatste periode. Zich niet hoeven te herinneren dat je tijdens de laatste vakantie alleen negatieve aandacht had voor de kleur van het beddengoed en het eitje dat net niet hard genoeg gekookt was.

Concertgangers

“En, hoe was het concert?”

Ik breng het ontbijt voor een groep van zes vrienden en vriendinnen. Regelmatig logeren muziekliefhebbers bij me, die geboekt hebben voor een concert in het Gelredome in Arnhem. Gisteravond trad Marco Borsato op met zijn Symphonica in Rosso.

Mijn gasten kijken elkaar – nog wat slaperig – aan en schieten tegelijk in de lach.

Ze zijn allemaal rond de twintig en vormen een hechte club, dat merk je aan alles. Het zou zo maar kunnen zijn dat ze elkaar al vanaf heel jong kennen. Ze hebben aan een half woord genoeg. Ze blijven grinniken, terwijl de jonge vrouw me vertelt dat ze niet veel hadden gehad aan mijn parkeertip.

Ik had ze gisteren verteld waar ze het beste langs konden rijden. Vóór een concert slibben alle aanrijroutes dicht en als ‘local’ ken ik natuurlijk alle binnendoorwegen op mijn duimpje.

“En als je dan aan het einde van de weg komt, kun je daar langs de straat wel parkeren. Van daar af loop je in tien minuutjes naar het stadion. Mocht iemand je vragen waar je naar toe gaat, dan zeg je dat je bij de boerderij moet zijn, die even verderop ligt. Want die weg mag alleen gebruikt worden door aanwonenden.”

“Hebben jullie het niet kunnen vinden?” Door mijn verbaasde blik gaat het gegrinnik over in een enorm gebulder. De tranen lopen over enkele wangen en José laat zich omvallen op de bank waar ze op zit.

“Nou, het was zo … toen we bijna bij de plek waren, die je ons had aangeraden, stonden verkeersregelaars te controleren. Marc deed het raampje naar beneden en een alleraardigste man keek de auto in en nam ons één voor één op. Hij vroeg waar we naar toe gingen, omdat deze weg alleen gebruikt mocht worden door bestemmingsverkeer.”

“We moeten bij die boerderij zijn” zei Marc. De verkeersregelaar begon te grijnzen en keek ons allemaal stuk voor stuk nog eens aan. Toen keken we elkaar aan en kwamen niet meer bij van het lachen. We waren allemaal in het rood (Rosso) gekleed. Hier was zelfs iemand met een IQ van zestig niet ingetrapt. Er bleef niets anders over dan om te draaien en de normale route te volgen. Gelukkig waren we nog wel op tijd. En het concert was geweldig!”

Mystery guest

“Pap en mam in het hemelbed!” roept een van de kinderen lachend. “Daar zijn we nooit te oud voor, hoor” zegt een stralende oma tegen haar man van 85 jaar.

Wat een mooi stel. Al bij aankomst voelde ik dat dit wel eens een heel bijzonder weekend zou kunnen worden. Ze komen uit Wageningen, bijna om de hoek. Ze zijn allebei in deze maand jarig en ook nog eens zestig jaar getrouwd. Dat was een feestje waard. In ver reizen hadden ze geen zin, dus het werd mijn B&B. Met alle kinderen en kleinkinderen mooie herinneringen maken, dat is de bedoeling. De hele familie straalt een soort van geluk uit, dat bijna niet echt is. Het lijkt allemaal wel té mooi. Zo’n tevredenheid, zo blij zijn met de kleine dingen van het leven.

“Ik neem aan dat er nog één iemand komt?” vraag ik, terwijl ik aan de rest hun kamers laat zien. Er was geboekt voor zes volwassenen en vier kinderen. Ik tel nu vijf volwassenen: opa en oma en twee dochters, één met aanhang. “Nee,” zegt een van de dochters. “de ontbrekende is mijn broer, Johannes. Hij komt niet, maar is er wel bij.” Ik kijk haar vragend aan. “Hij heeft zelfmoord gepleegd. Hij was als een eeuwig student, die nooit heeft gevonden wat hij zocht.” Ik weet even niet wat ik moet zeggen. Hoe kan dit? Je broer, je zoon … zelfmoord gepleegd en dan toch zo’n blijdschap en tevredenheid binnen dit gezin. Dan moet je toch in zak en as zitten, dan moet het toch voelen alsof ook je eigen leven voorbij is?

Als ik de volgende ochtend het ontbijt breng, zit iedereen al aan tafel. Opa en oma zitten naast elkaar. Aan dezelfde kant van de tafel zit de oudste dochter met haar twee kinderen. Tussen hen in staat een lege stoel. Althans voor mij, niet voor hen. Johannes is er ‘gewoon’ nog bij. Weer ‘overvalt’ me de vrolijkheid en rust die dit gezin uitstraalt. De rest van de dag blijft er een emotie in mij zitten, die ik tot nu toe niet bij mezelf had ontdekt. Het voelt niet verdrietig, niet blij, niet gespannen, maar ook niet ontspannen, niet boos, niet opgelucht. Het heeft gewoon geen naam.

Als ik die avond Storm wil uitlaten, zie ik ze lopen. Opa en oma, hand in hand. Als vanzelf blijf ik staan kijken. Ze zien mij niet. Ik tel mee: zeven rondjes lopen ze rond het gebouw. Ongemerkt is het al gaan schemeren en ik zie een verliefd stel in het opkomende maanlicht. Hoe is het mogelijk … na zestig jaar huwelijk en je zoon verliezen nog zoveel liefde voor elkaar hebben en geluk kunnen voelen. Dan voel ik me ineens ‘betrapt’. Voordat ze naar binnengaan ziet oma me staan en steekt haar hand naar me op. En zonder dat ik het haar hardop hoor zeggen, weet ik het: “Het is goed zo”.

Ontevreden

Heb ik wel aan alles gedacht? Voldoende boodschappen gehaald? Nou ja, als het nodig is, kan ik straks nog wel even snel naar de winkel. Het gaat om acht volwassenen en tien kinderen. Alle bedden zijn opgemaakt, klaar om het gezelschap te ontvangen. Het is voor het eerst, sinds ik een tweede gebouw heb laten realiseren, dat alle kamers voor het weekend verhuurd zijn aan één groep. Ik ben toch wel erg benieuwd hoe ze het zullen vinden.

Het is nog geen twee uur ’s middags wanneer de eerste auto arriveert. Met een soort van ‘gretigheid’ bekijkt het gezin alle kamers, om zo maar vooral de in hun ogen allermooiste te bemachtigen. Zo snel mogelijk moeten hun koffers een plekje vinden, nog voordat de rest van het gezelschap arriveert. Het werkt me bijna op mijn lachspieren, zoals het er aan toe gaat. Natuurlijk zijn er verschillen tussen de kamers, maar aan elke is evenveel liefde en aandacht besteed.

Niet veel later draait de volgende auto het terrein op. Als hij achteruit ingeparkeerd heeft stapt een man al hoofdschuddend uit. “Twee losse gebouwen!” zegt hij, terwijl hij zijn voorhoofd fronst en zijn lippen als één streep in zijn gezicht staan. Hij zegt het niet tegen mij, maar meer over me heen. Ik wil de man een hand geven en hem hartelijk verwelkomen, maar die kans krijg ik niet eens. Al stampend loopt hij terug naar zijn auto om zijn koffer te halen. Inmiddels is één van de (eerste keus-)kinderen al aan komen rennen om de man zijn kamer te wijzen. Ik laat het maar. Waarschijnlijk kan ik nu toch geen goed doen.

De volgende ochtend maak ik nader kennis met de man. Hij komt met een hoop bombarie mijn privétuin inlopen om verhaal te halen. Volgens hem was het ontbijt niet voldoende. Hoewel ik er niets van begreep, bood ik toch mijn excuses aan en beloofde hem de volgende ochtend wat meer broodjes te bakken. Voor (kleine) kinderen reken ik altijd een broodje minder. En dan blijft er over het algemeen toch nog wat over. Maar goed, de klant is koning. Tegen de middag pak ik mijn schoffel om de voortuin te gaan doen en wat schetst mijn verbazing … meneer zit in het zonnetje te genieten van een overheerlijk croissantje. Hij kijkt me aan, met een paar samengeknepen ogen en een grijns rond zijn mond. Als ik al niet ervan overtuigd was dat hij zat te smullen van de resten van het ontbijt, dan had ik het door zijn houding nu zeker geweten.

“Mam, waarom ben je aan het graven?” Ik schrik op en kijk naar het resultaat van mijn ‘geschoffel’. Dankzij meneer ‘Zuurpruim’ is de border wel heel rigoureus van zijn onkruid afgekomen.

Op zondag staat er een picknick op het programma en ik heb afgesproken deze voor de vriendengroep te verzorgen. Ze willen naar een mooie speeltuin in de buurt en daar gezellig wat eten. Het is er prachtig weer voor en dus sta ik fluitend alle manden en tassen te vullen. Toch ook nog maar even een paar zakjes chips erbij doen voor de kinderen. Tenslotte moet het ‘een feestje’ zijn. Het stel dat dit weekend alles regelt komt de proviand halen. Ze moeten nog twee keer heen en weer om alles naar de auto te brengen. Ik zwaai ze uit en wens ze veel plezier. Als ze aan het einde van de middag weer terugkomen, vraag ik hoe het was.

“De speeltuin was chill!” zegt een van de kinderen. “Dat misschien wel, maar ik heb nu alweer honger.” Ik kijk in het gezicht van meneer ‘Zuurpruim’, die me verwijtend aankijkt. De sfeer binnen de groep voelt opnieuw gespannen aan. Eén, twee, drie … bij tien zucht ik een keer diep en besluit niet te reageren, maar mijn aandacht maar op de kinderen te richten. “Die chips waren echt super lekker!”

Wanneer het gezelschap de volgende dag vertrekt, blijft het organiserende stel nog wat drentelen. Ze wachten net zo lang tot de rest vertrokken is. “We schamen ons diep voor het gedrag van onze vriend. Onze oprechte excuses” zegt de vrouw. “We hebben een fantastisch verblijf gehad en het heeft ons werkelijk aan niets ontbroken.” Ik zeg “Bedankt” en ik denk: “Je kunt je afvragen of je zo iemand je vriend wilt noemen.”

Siem

Daar sta je dan … op de snelweg richting Schiphol en tien auto’s voor je wordt de hele weg afgezet. Het is nog donker en veel meer dan heel veel blauwe zwaailichten zien we niet.

Naast me zit mijn dochter, achterin mijn andere samen met de aanhang van beiden. We zijn om twee uur vannacht opgestaan om op tijd op het vliegveld te zijn. Voor het eerst zullen we samen op vakantie, vliegen naar Sardinië. De werkenden onder ons hebben er speciaal vrij voor genomen en we hebben er allemaal vreselijk veel zin in. Tot nu. Wat gebeurt er toch allemaal? Op de radio horen we iets over een stroomstoring, maar verder is er niet veel duidelijk. We staan al best lang in de file en nu de weg wordt afgezet, kunnen we het hoogstwaarschijnlijk wel schudden. Maar ja, als er mensen blijkbaar zo gek zijn om over de snelweg te gaan lopen om hun vlucht nog te kunnen halen, dan is dit vermoedelijk de enige oplossing om ernstige ongelukken te voorkomen.

Wanneer we uiteindelijk – natuurlijk te laat – bij de balie aankomen, staat de baliemedewerker ons onnozel aan te kijken, wanneer ik zeg dat ze wel zal begrijpen waarom we zo laat zijn. Ze weet van niets. Dat ze door haar werk niet in staat is het nieuws te volgen, begrijp ik, maar dat ze niet is ingelicht door een manager, chef, baas of iemand die daar op lijkt, daar snap ik helemaal niets van.

We krijgen als alternatief aangeboden om alsnog de dag erop te vliegen. Of ik dan vijfhonderd euro per ticket wil bijleggen. We gaan bij een kiosk even rustig wat drinken en eten en ik laat mijn gedachten er over gaan: 2.500 euro extra … en het is nog maar de vraag wat ik vergoed krijg. Nee, we doen het niet. Dan maar terug naar huis. En straks even kijken of we ergens in Nederland voor een paar dagen nog een vakantiehuisje kunnen boeken. Dan gaan we daar maar sardientjes eten.

Onderweg naar huis, denk ik plotseling aan Siem. Hoe zijn vrouw mijn kinderen altijd verraste met een leuk cadeautje, elke keer weer als hij met haar kwam logeren. Voor de kinderen was het dan groot feest, ze keken er echt naar uit. Niet alleen om het cadeautje, nee, zeker niet, gewoon om Siem, omdat het een leuke man was. Siem was vroeger piloot geweest bij de KLM. Het was een bijzondere man. Charismatisch en nog steeds een aantrekkelijke man, ook toen hij al met pensioen was en zonder uniform door het leven ging. Als ik ze wegbracht naar het restaurant aan de Waal, dan zat hij steevast voorin en hield de hele weg zijn hand op mijn knie. Zijn vrouw en hij hadden het goed. Ze maakten veel uitstapjes en deden het hele jaar door korte vakanties, zoals bij mij. Tot ik vorig jaar een rouwkaart ontving. Siem was helaas overleden. ‘Plotseling uit ons midden weggerukt’ stond er bij. Ik was er best ontdaan van. Wat zouden we hem missen. Later hoorde ik van een kennis, dat Siem samen met zijn vrouw uit eten was geweest. Dat deden ze overigens veel. Ze aten meer buiten de deur dan in huis en genoten daar volop van. Tot die laatste keer, toen Siem stikte in een stukje vlees.

“We leven allemaal nog, er is niemand ziek…, we hebben alleen een vlucht gemist, dat is alles” zei ik, toen ik een aantal teleurgestelde gezichten in mijn achteruitkijkspiegel zag.

De Vierdaagse en MH17

“Jij nog een speklapje of een worstje, Erla?”

Zoals elk jaar, sinds de opening, zitten we tijdens de Vierdaagse op de laatste avond heerlijk met z’n allen te barbecuen. Wat een evenement is het toch, die Vierdaagse. Dit jaar (2014) is de 98e editie. Al sinds 1909 wordt het georganiseerd en het is wereldwijd inmiddels de grootste meerdaagse wandelprestatietocht: ‘the Walk of the World’. Waar ons kleine landje toch weer groot in is. Sinds 1909 en dan de 98e editie? Wie rekenen kan, zal zeggen dat dit niet kan kloppen. De verklaring is simpel. Tijdens beide wereldoorlogen kon de wandelmars een aantal jaren niet gehouden worden.

Traditiegetrouw wordt er op de derde dinsdag in juli gestart. De feesten in Nijmegen beginnen al in het weekeinde voorafgaand aan de dinsdag, wanneer de lopers hun eerste meters afleggen. Vanuit de hele wereld komen wandelaars om mee te doen. Soms individueel, soms met vrienden, maar ook hele groepen militairen. Elk jaar zit mijn B&B vol met wandelaars. Die week in het jaar is er geen plek voor anderen. In de wijde omgeving zijn alle (logeer)bedden bezet, in de hotels, in de B&B’s, maar ook bij heel veel mensen thuis. De gasten kennen elkaar vaak niet, maar al gauw is het een hechte groep. Grappig is dat toch, wanneer je mensen bij elkaar zet met eenzelfde doel, of die eenzelfde passie delen. Dan gaat eigenlijk alles vanzelf. En de sfeer, in mijn B&B, maar ook op het hele evenement, is ronduit geweldig te noemen. Geen enkel onvertogen woord, geen rellen, geen opstootjes, hooguit een keer een gozer, die iets te diep in het glaasje heeft gekeken. Chapeau voor de organisatie, die er – met zoveel bezoekers en wandelaars – elk jaar weer een prachtig evenement van weet te maken.

“Breaking news!” Robbert pakt zijn telefoon nadat er een piepje is afgegaan. Op hetzelfde moment grijpen nog twee gasten naar hun smartphone. “Een vliegtuig neergestort!!” roept Robbert. Het geklets, het gelach, het geroezemoes … ineens is alles en iedereen stil. We kijken afwachtend naar hem en Robbert leest voor: “Het gaat om een passagierstoestel dat op de grens van Oekraïne met Rusland naar beneden is gekomen. Het contact met het vliegtuig is eerder die middag verloren gegaan. Het gaat om een Boeing 777, die van Schiphol onderweg was naar Kuala Lumpur. Er waren 280 passagiers en vijftien bemanningsleden aan boord.”

“Laat dat worstje maar zitten.” Ineens heb ik helemaal geen trek meer. Er zijn natuurlijk verder nog geen details beschikbaar, maar het klinkt allemaal ernstig. Hoeveel Nederlanders er aan boord waren en of er overlevenden zijn? Langzaam doven de kolen en de laatste stukjes vlees liggen verbrand op het rooster. Blijkbaar had niemand meer trek. Iedereen zoekt zo langzamerhand zijn of haar kamer op. Morgen is het weer vroeg dag. De laatste dag alweer. De dag van de glorieuze intocht, waar familieleden en vrienden langs de Via Gladiola staan om hun wandelaar vol trots met een prachtige bos gladiolen in te halen. Een traditie, die teruggaat tot in de Romeinse tijd. Toen vochten de gladiatoren in de arena letterlijk voor de dood of de gladiolen (alles of niets). De bloem staat daarmee voor kracht, voor overwinning en trots. En dan krijgt de wandelaar, die alle kilometers heeft afgelegd ook nog eens het Vierdaagsekruis … een medaille voor ‘betoonde marsvaardigheid’.

Terwijl ik mijn bedstee ook maar eens opzoek, kijk ik nog even naar het laatste nieuws. Inmiddels is bekend dat het vlucht MH17 betreft en het vliegtuig uit de lucht is geschoten. 283 passagiers (ook nog drie kinderen zonder eigen stoel) waren aan boord, waarvan 154 Nederlanders. En naar alle waarschijnlijkheid zijn er geen overlevenden. Morgen tijdens de feestelijke intocht in Nijmegen staan familie en vrienden langs de route hun geliefden toe te juichen, hoewel het er nu vast minder uitbundig aan toe zal gaan dan in andere jaren. Ja, want morgen zullen in het hele land de vlaggen halfstok hangen. En zijn er families en vrienden, die hun geliefden op een hele andere wijze binnen moeten gaan halen.

Verdriet

“Ogenblikje!” roep ik, als ik het portier van mijn auto openzwaai. Ik kom net thuis met de boodschappen en als ik die niet eerst in de koeling doe, hebben deze gasten morgenochtend geen lekker vers ontbijt. Storm staat me bij de poort al op te wachten. Sommige honden kun je wel wat kunstjes leren, maar mijn lieve Labrador is het nog nooit gelukt een tas vol lekkers naar binnen te dragen. De inhoud ervan vervolgens opeten is overigens geen enkel probleem.

Je bent gewoon op tijd of hoogstens een kwartiertje eerder als je een afspraak hebt. Zo ben ik opgevoed, maar dat geldt blijkbaar niet voor iedereen. Dit echtpaar is maar liefst een uur te vroeg. Hoe vervelend ik het ook vind ze te moeten laten wachten, hierop kan ik mijn planning niet afstemmen. Ik loop door naar achteren om de kaas, melk, yoghurt en het verse fruit op te bergen. De boodschappen die niet in de koeling hoeven laat ik in de tas staan. Dat is een zorg voor later.

“Sorry dat ik u even moest laten wachten” zeg ik tegen de man en vrouw, die toch wat geërgerd naast hun auto op en neer lopen. “Loopt u maar mee, dan breng ik u naar uw kamer.” De wat kleine gezette man en zijn geliefde, die bijna een half hoofd groter is, lopen zwijgend achter me aan. Ik vraag me af of ze eigenlijk wel zin hebben in deze vakantie. Ik ga ze voor naar ‘Vuur’, de meest kleurrijke kamer. Ik hoop dat de naam en de inrichting het vlammetje in hen weer een beetje zal aanwakkeren. Onderweg breng ik het gesprek op gang door ze te vragen naar hun reis. En naar aanleiding van een opmerking van één van hen, vraag ik de vrouw hoe oud haar kinderen zijn.

Nog voordat ik de drempel over ben en hen de kamer en aangrenzende badkamer wil laten zien, zegt ze: “Mijn dochter is dood!”

Ik kijk de vrouw aan en mijn van nature vlotte tred vertraagt als vanzelf.

“Twee jaar geleden is ze overleden aan de griep, 45 jaar was ze nog maar. Mijn hart bloedt.”

“Dat hoort niet, hè? Je kind overleven.” zeg ik, terwijl mijn moederhart begint te bonken. Je kind verliezen …

“Nee, maar wat moet ik dan? Ik doe maar door, al heeft het allemaal geen zin meer.” De schouders van de vrouw hangen nu nog meer voorover, dan ze al deden. Haar man kijkt bijna uitdrukkingsloos de kamer rond.

“Hier is uw badkamer” ga ik ‘gewoon’ verder en doe de deur voor hen open.

“Mooi, ziet er mooi uit.”

Nadat ik ze een fijn verblijf heb gewenst en terug ben gelopen naar mijn eigen stulpje, komt mijn jongste dochter aangereden op haar scooter. Haar laatste lesuur is uitgevallen. Ze heeft haar helm nog op als ik mijn beide armen om haar heen sla en haar een knuffel geef, die ze zich nog lang zal herinneren.

“Nou mam, zo is het wel genoeg!”